theoretisch & artistiek kader

VAN VERBEELDEND ONDERZOEK TOT ARTISTIEK PRODUCT IN KUNSTEDUCATIE

Theoretisch en artistiek kader

 

Het project MoE 2.0 zal gebruik maken van de literatuurstudie en de resultaten van het

onderzoeksproject MoE 1.0. Uit deze voorlopige resultaten blijkt o.m. op welke artistieke competenties

er extra zal moeten worden ingezet om de methodiek te verrijken tot een ‘artistiek productieve tool’. Dat

MoE dit potentieel in zich draagt, voorvoelde uitvindster Dorothy Heathcote klaarblijkelijk zelf:

“Wat er gebeurt in een MoE- benadering leunt veel dichter aan bij het 'worden' van een personage door

een acteur in een toneelstuk na weken repetitie, dan bij de meer traditionele lestechniek van het tijdelijk

aannemen van een rol. Waarbij het vrij makkelijk is voor een leerling om een rol "aan te zetten" en te

proberen de geschikte handelingen, gevoeligheden en taal van een bepaalde expert te adopteren, kan

de kwaliteit van dat soort rollenspel niet tippen aan de graduele absorptie, na weken werk, van de

verantwoordelijkheid en het waardensysteem dat hoort bij het werk van die expert. Het zit hem in het

verschil tussen jezelf 'beschrijven' als iets of iemand anders en hem of haar 'worden'.” (Heathcote

1995:188)

Er zal verder gebruik gemaakt worden van de dramatische conventie0 die Dorothy Heathcote

ontwierp, alsook van haar vormen van dramatische verbeelding11 & dramatisch onderzoek en het

switchen tussen de twee werelden in MoE (‘in & out of fiction-modus’: Taylor 2016:25).


Pedagogisch-didactisch doet MoE een beroep op wat Lev Vygotsky de ‘zone van de naaste

ontwikkeling’ noemt: onder bekwame begeleiding worden kinderen in ‘out of fiction-modus’ ertoe

gebracht te reflecteren op een diepgaandere manier dan dat ze dat op zichzelf zouden kunnen. Het

project MoE 2.0 zal deze reflectie uitbreiden tot het artistieke proces én product.

Jerome Bruner stelt dat er drie belangrijke manieren zijn waarop de mens omgaat met de realiteit en

waarop hij deze representeert (én waarop hij kennis vergaart):


- iconische representatie (weten door beelden)

- symbolische representatie (weten door taal)

- enactieve representatie (weten door motorisch handelen)


MoE 2.0 zal gebruik maken van deze verschillende vormen van representatie.


Artistiek kan de methodiek van MoE nog het best omschreven worden als ‘distancing at close range’

(afstand nemen van dichtbij) en ‘poetic distortion’ (poëtische vervorming), ideeën die rechtstreeks

gelinkt kunnen worden aan het episch theater van Bertolt Brecht en het concept van ostranenie van

de Russische formalist Viktor Sjklovski: "Het doel van de kunst is om over te brengen hoe de dingen

worden beleefd en niet hoe ze bekend zijn. Het is artistieke techniek om objecten 'vreemd' te maken,

om de vormen complexer te maken. Dit is om de gewaarwording te verlengen en te bemoeilijken, om

reden dat gewaarwording een zelfstandig esthetisch doel is, die zo lang mogelijk moet duren."

De dramatische conventies van Dorothy Heathcote zijn voorbeelden van het ‘Verfremdungseffekt’ dat

zij beoogt. Haar vervorming van de echte wereld in een poëtische wereld, zodat het mogelijk wordt deze

in een ander licht te zien, betekent hem te vervreemden of zelfs te ‘ver-wijderen’ zodat we erover kunnen

nadenken op een geheel nieuwe manier: ”We distort into understanding” (Heathcote 1976:8).


Tenslotte liet Dorothy Heathcote zich sterk beïnvloeden door Rudolf von Laban bij wie ze drie jaar

studeerde. Ze besteedde veel aandacht aan nonverbale expressie binnen drama. Ze beschouwde het

als een groot voordeel dat beweging universeel begrepen wordt: het biedt een menselijke ervaring die

vaak niet uit te drukken is in woorden. MoE 2.0 wil concreet aan de slag met Laban’s indeling van de

verschillende soorten inspanningen (Wagner 1999:16823) om bewust gebruik te kunnen maken van

zowel de meest voor de hand liggende, terloopse signalen van het lichaam tot de meest abstracte en

gestileerde.